Pipo
(Uit het archief) Voor ons, aan de andere kant van het veld van de camping, staat Pipo met zijn gezin en vouwcaravan. De naam ‘Pipo’ staat bij mij voor een bepaald type mannen. Flink postuur, een meer dan een gemiddelde lengte en een eerlijke bos donkerblonde krullen. Af en toe kom ik er een tegen. In E. had je ook een Pipo, hij was de bedrijfsleider van een biologische winkel. Een type mannen dus, met op het eerste gezicht geen onsympathieke uitstraling, maar dat blijkt bij nader inzien vaak bedrieglijk te zijn. Ik vermoed dat hierbij ressentiment een rol speelt, voorgekomen uit stelselmatig opgebouwde en slecht verwerkte teleurstellingen uit een links activistisch verleden. De Pipo’s hebben last van oud-linkse boosheid.
Deze Pipo heeft twee jongens van ongeveer dertien en vijftien en een wat onderdanig lijkende vrouw. En een heel jong en speels hondje, dat natuurlijk de show steelt bij de andere campinggasten. Pipo zit de hele dag voor zijn verrezen vouwcaravan en drinkt biertjes. ’s Avonds is hij uitgebreid aan het kokkerellen op een gaststelletje. Hij is duidelijk een liefhebber, hiervan getuigt ook de enorme pepermolen die hij van thuis heeft meegenomen. Pipo groet mij niet als we elkaar tegenkomen bij het sanitairgebouw, maar dat kan ook aan mij liggen. Groeten vind ik sowieso iets ingewikkelds. Wanneer moet je wat zeggen? Eerst oogcontact maken en dan? Wie begint? Voor ik dat allemaal kan bepalen is het moment alweer voorbij. Waarschijnlijk denk ik er teveel over na. A. zegt dat ik gewoon ‘Hallo’ moet zeggen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, dat groeten. Maar goed, Pipo is in het gezin duidelijk degene die de leiding heeft en het meest het woord voert. Vaak komt dat niet zo aangenaam over. Niet dat we het kunnen verstaan, daarvoor is de afstand te groot maar zijn intonatie en stemverheffing geven de stemming goed weer. Hij lijkt vrouw en kinderen regelmatig af te snauwen en ook het onschuldige hondje moet het ontgelden. Na de nodige biertjes oreert hij er op los, waarna zijn vrouw hem ontloopt en snel maar weer een rondje gaat maken met het hondje. Ze draagt bijna altijd een witte jurk, een onbedoeld symbool van onschuld? Het heeft waarschijnlijk niet veel zin om een Pipo tegen te spreken. Pipo’s luisteren niet.
Ik kan mij vergissen in Pipo, maar ik geloof toch niet dat ik er ver naast zit. Sneu is het wel, zo’n hard oordeel. Maar men is op de camping nu eenmaal een flink deel van de dag bezig met het observeren van andere gasten en meet zich de daarbij horende veronderstellingen en oordelen aan. Die vind ik leuk en dat daar, dat is helemaal niks. Wellicht doet Pipo dat ook en vindt hij mij maar een arrogante kwast die niets zegt. Misschien heeft hij daar een punt. Voor Pipo stond de oude rocker op die plek. Een harige man met een lage doorleefde stem. Drie kinderen, wat jonger en een eveneens jongere blonde vrouw. Er werd wel gegroet, wat eigenlijk vanzelf ging. Dat sterkt me toch weer een beetje in mijn vermoedens. Pipo is toch een pipo.