Ontmoeting met Jan van Eyck
(Uit het archief) Afspraak met vriend G. in Rotterdam. Daar aangekomen wordt eerst het nieuwe station bekeken. Een enorme punt van aluminiumfolie die, hoewel nog niet helemaal af, de goedkeuring kan wegdragen. Daarna wandelen naar het museum. De lucht is egaal grijs, het regent, waait en de kou dringt in onze lichamen. Een grauwe en gure dag. Onderweg worden de meest recente wederwaardigheden uitgewisseld. Vriend G. en ik kennen elkaar al lang. Er waren perioden dat onze levens zich vermengden, in andere tijden was er meer afstand. We hebben weet van elkaars gevoeligheden. Het hoort bij onze relatie dat er daarmee in het grensgebied af en toe wat gespeeld moet worden. Een enkele keer wordt de grens overschreden. De strategie van afstand die daarop volgt houdt meestal niet lang stand. Wrok ligt mij niet en doorgaans wordt een en ander wel weer uitgesproken. Zij het met een omweg en gepaard met veelvuldig gebruik van de nodige ironie.
In het museum bekijken we de tentoonstelling over religieuze kunst. Het is er druk; er lopen veel oudere mensen rond. Het licht is gedempt vanwege de kwetsbaarheid van de oude panelen. Merkwaardig hoe de hoofdjes van de figuren op de schilderijen soms los op de lijven lijken geplakt. Het Christuskind ziet er vaak gedrochtelijk uit, als was het een mismaakt oud mannetje. Eindelijk sta ik voor het schilderij waar ik voor kwam, de Annunciatie van Jan van Eyck. Ik kan het niet goed zien want er staat een groepje voor die uitleg krijgt van een gids. Op een of andere manier vind ik zo’n setting van geïnteresseerde liefhebbers altijd storend. Eigenlijk moet men geheel alleen in het museum kunnen zijn om vrij te kijken en zich een mening te vormen. Iedereen staat natuurlijk bewonderend te kijken bij algemeen geaccepteerde Grote Kunst. Ik ben gevoelig voor al die invloeden en doe mijn best om vanuit een open vizier te kijken, maar dat valt niet mee. De gids is klaar en de mensen verplaatsen zich. Ik zie de engel Gabriël met dezelfde verleidelijke blik als op de reproducties de ik eerder heb bekeken. Gabriël zou een man zijn, maar Van Eyck heeft de engel volgens mij als vrouw afgebeeld. Ze heeft merkwaardige lange vingers maar krijgt toch iets aards door de diepe en intens stoffelijke weergave van haar kleed. Van linksboven af straalt het goddelijk licht door de vensters op de maagd, die met een etherische blik dwars door de ruimte en daarmee door het schilderij lijkt te kijken. Het was me eerder nog niet opgevallen, maar eigenlijk is zij minder menselijk dan de engel. Ze lijkt bevangen, in trance, vervuld van gemeenschap met God. Vriend G. probeert mij wat te prikken door te zeggen dat de engel het gezicht van een boerenmeisje heeft. Ik reageer gelaten, wetende dat hij misschien wel gelijk heeft. Een boerenmeisje dat bovenaardse dimensies krijgt, dat is natuurlijk de volmaakte gesublimeerde erotiek voor een romantische estheet. En burgerlijk, verwacht ik daarna te horen, maar dat zegt hij niet.
Dan maar de kroeg in, om af te koelen. De barman heeft een homoseksuele snor en haalt acrobatische toeren uit met elke fles of glas die hij ter hand neemt. Hij beheerst zijn grapjes erg goed; het is duidelijk dat ze behoren tot zijn standaardrepertoire. Ik irriteer me eraan, maar vriend G. zegt dat ik er geen acht op moet slaan. Na enkele pinten op zoek naar een restaurant. De Italiaan heeft geen plaats meer en beweert enigszins theatraal dat we op moeten schieten omdat ‘over veertig minuten heel Rotterdam vol zit’. Hij vindt zichzelf duidelijk interessant met deze bijna bedreigende mededeling, die misschien bedoeld was om tot paniek te leiden. Maar uiteindelijk belanden we toch in een ander restaurant, een tamelijk vage gelegenheid, waar een oudere en nogal dikke vrouw de bediening doet. Zij lijkt zo uit een of ander sprookje weggelopen. Onhandig schuifelt zij door de smalle ruimtes tussen de tafels. Het gesprek is goed, maar het eten valt tegen. Daarna koffie en nog een biertje in het nabijgelegen grand café. Daar is het heel andere koek: een bijna monumentaal ruime en groots opgezette witte ruimte die goed is gevuld met jonge mensen die er snel uitzien en lijken te weten waar ze voor staan. Het uitgaansleven voelt soms zo serieus, alsof je hebt ingetekend voor een rollenspel waarbij van tevoren alles is afgesproken. Bijna iedereen komt efficiënt en daadkrachtig over, ook als er onderhoudende grappen gemaakt worden. Aantrekkelijke jonge vrouwen snellen met dienbladen door de ruimte. Dan doet de leeftijd zich ineens voelen. Wij zijn duidelijk de twee oudsten in dit grote gezelschap. Het is tijd om te gaan. Regenen doet het nog steeds. Op het station nemen we afscheid. Hij gaat naar het noorden, ik naar het zuiden. Vooralsnog leven wij verder.