In memoriam Guus

(Uit het archief) Het duurde even voordat ik erover kon schrijven. Onze geliefde rooie kater Guus is kort na zijn achtste verjaardag doodgegaan. Guus was een uitermate pluizig geval van een dikke zes kilo. Aanhankelijk, komisch, groot en stoer. Bij menig gevecht met indringers in de tuin liep hij zware verwondingen op. Tegelijk was hij vaak kwetsbaar en bang. Vuurwerk of vliegtuigen dreven hem zo onder de bank of in de kelder. Maar als hij ontspannen was lag hij vaak op zijn rug, de poten uit elkaar, zijn grote pluisbuik aanbiedend. Ineens at hij slecht en leek al zijn krachten te verliezen, hij trok zich terug in de slaapkamerkast en na enkele bezoeken bij de dierenarts was het bekeken. Ernstig en ongeneeslijk ziek. Euthanasie was onvermijdelijk.

Vergeleken met het leed in de wereld stelt dit natuurlijk allemaal niets voor. Maar het heengaan van hun huisdier is voor veel mensen een ingrijpende gebeurtenis. Descartes zei dat dieren machines zijn. Mooi niet. De afgelopen tijd heb ik de wachtkamer van de dierenarts leren kennen als een gewijde plaats van contemplatie en bezinning. Klein leed krijgt hier een ontroerende en tot inkeer stemmende vorm, waardoor het zichzelf enigszins overstijgt te midden van de vaak beestachtig wrede wereld waarin we allemaal leven. Al die mensen die zo begaan zijn met hun zieke dieren, ze worden er gevoeliger van.Tussen de treurig kijkende honden en katten kwam opeens een grote en aanvankelijk nogal stoer lijkende vrouw huilend uit de praktijkruimte. Ze droeg een doosje waarin haar zojuist overleden parkietje lag. Spuitje, niets meer aan te doen. ’t Is een parkietje maar je je hecht je er toch aan, zei ze snikkend op excuserende toon tegen de mensen in de wachtruimte. En ze ging de deur uit. Niemand kende haar, maar ineens ben je geen vreemde meer.

De dieren verbinden ons in de intieme grensgebieden van het nietige leven. Het huisdier geeft – met een beetje geluk – troost in het kale bestaan. Door zijn komische presentatie. Er is immers al genoeg ellende. Maar vooral door als eenvoudig gezelschap gewoon aanwezig te zijn. Weliswaar is het behoeftig, wil eten, maar verder stelt het toch niet veel voorwaarden, in tegenstelling sommige hogere primaten. Zelfs hun verscheiden lijkt een vorm van troost, al is het verdrietig. Ze kunnen er allemaal niet zo veel aan doen, die dieren, misschien komt het daardoor. Na een week dus toch maar twee nieuwe katjes genomen. Ex-zwervertjes. Ze maken het goed. Guus heeft een mooi grafje onder de appelboom gekregen.