Denken op de plaats rust
(Uit het archief)
‘Soms verbergen originaliteit en creativiteit zich in nuances’. Wie dat beweert over zichzelf aan het einde van zijn weerwoord op een minder wat positieve recensie over een door hemzelf geschreven boek, die heeft wat te verbergen. En wil daarbij wel even gezegd hebben dat de recensent geen oog heeft gehad voor de schijnbaar verborgen kwaliteiten van zijn schrijverschap. Henk van der Waal beweert het, in zijn reactie op de recensie van Sjoerd de Jong over Van der Waals’ boek Denken op de plaats rust. Hierin stelt ‘dichter en denker’ Van der Waal een nieuwe manier van denken voor dat een helend antwoord moet bieden op de huidige existentiële crisis van de eenentwintigste eeuwse mens in de kapitalistische consumptiemaatschappij, waarin economie en neoliberalisme imperatief ons gehele denken en wezen hebben gekoloniseerd. En dat antwoord is volgens Van der Waal noodzakelijk omdat filosofie en religie volgens hem gefaald hebben en geen antwoord konden geven. Nee, ze maar de zaak alleen maar erger hebben gemaakt. Daar zit wat in, denk je dan.
Zowel de recensie als de reactie daarop zijn te lezen in Filosofie Magazine. Van der Waal, die beweert dat hij ‘de filosofie nieuw leven inblaast’, blaast vooral hoog van de toren, dat ben ik met De Jong eens. Het eerste deel van het boek bevat weliswaar een aantal prikkelde analyses, waarin het echec van zowel filosofie, religie als de moderne mens (‘de paradoxaal’) uit de doeken gedaan worden. Voor elke zoekende geest is er zeker een aantal interessante aanknopingspunten, maar het verwordt al gauw tot een demagogisch geheel, waarin een heel rijtje filosofen, het religieuze denken en de kritische lezer al snel de mond gesnoerd worden. Dit wordt enigszins verhuld door grove generalisaties en, laat ik het maar ‘spreektaalmetaforen’ noemen. Zo wordt bijvoorbeeld over Kant gezegd dat hij “zo gauw het spannend wordt snel zijn handen er van aftrekt en gauw de deksel op de pot doet”. Het boek wemelt van dit soort taalgebruik. De lezer moet het allemaal maar aannemen en Van der Waal vooral niet tegenspreken, want hij moet zich laten meenemen door ”een gehele nieuwe manier van denken”.
Van der Waal beweert dat er drie ‘ervaringsbereiken’ zijn: die van de ‘waarheid’ (voorbehouden aan de wetenschap), de ‘aanspraak’ (voorbehouden aan de dialoog in menselijke relaties, taal) en het ‘onbestemde’ (en soort notie van oneindigheid in ons eindige bestaan – traditioneel voorbehouden aan religie en deels aan de filosofie). Volgens de schrijver dienen deze bereiken gescheiden te worden gehouden (zo moet wetenschap zich niet bemoeien met morele oordelen die meer passen in het ervaringsbereik van de aanspraak), maar dienen alle drie de bereiken wel door de mens beoefend worden. Het bereik van het onbestemde kan worden verdiept door kunst, liefde en de door Van der Waal gepropageerde ‘nieuwe manier van denken’. Dit is de verandering die de oplossing voor onze crisis moet bieden. Hoe je dat moet doen wordt uiteengezet in het (voor mij) tamelijk onbegrijpelijke en zeer uitgebreide vervolg van het boek, waarin mijns inziens van alles aan elkaar wordt geplakt. Uiteindelijk blijf je na deze enorme worsteling onbevredigd achter. Helaas. Ik weet nog niet hoe het moet. En de belofte was aanvankelijk zo mooi. Het boek ontstijgt weliswaar de populaire half mystieke levensfilosfietjes die je overal ziet liggen. Maar dit is het toch ook niet. Jammer, ook niet half. Of ik heb het totaal niet begrepen, dat kan natuurlijk ook. Een stoere poging van Henk, dat wel.