Return of the dodaarsjes
(Uit het archief) Het is eind november en ze laten zich weer zien in het kanaal door Walcheren: de dodaarsjes. Een bijzonder komisch klein (aardige alliteratie nietwaar) en pluizig watervogeltje dat bij je naderende nabijheid (weer een) onmiddellijk in het water ziet duiken. Vandaag heb ik er twee gezien, maar het zullen er meer worden. In de winter zijn ze namelijk tamelijk talrijk (sorry, de laatste). Ik dacht altijd dat ze in de zomer wegtrokken, wat best een behoorlijke prestatie zou moeten zijn voor zo’n fragiel ogend vogeltje. Het is namelijk de kleinste in Nederland levende watervogel. Ik zie ‘m nog niet vijftienhonderd kilometer tegen de wind in vliegen. Dus maar even opgezocht hoe het zit. Het wordt er helaas niet duidelijker op. Volgens de ene website ‘leven ze in het broedseizoen in zoet water, de rest van het jaar in zout of brak water.’ Op een andere vogelsite is te lezen dat de dodaars ‘een trekvogel is die onze streken verlaat in de winter. De Lage Landen worden evenwel gebruikt als winterverblijfplaats voor noordelijke dodaarzen. Je hebt dus het hele jaar kans er een tegen te komen.’
Dat is lekker duidelijk. Want hoe zit het dan met de dodaarzen die ik vandaag heb waargenomen? Zijn het a) dodaarzen die in de zomer in zoet water verbleven en mij toen nooit zijn opgevallen? Je ziet ze dan namelijk echt niet. Of b) noordelijke dodaarzen die de Lage Landen (niet echt mijn keuze, deze alliteratie) als hun winterverblijfplaats hebben gekozen? Zijn de eerder genoemde in de winter vertrokken exemplaren dan zuidelijke dodaarzen? Overigens waren deze vermeende zuidelijke dodaarzen de hele zomer totaal onzichtbaar in dit deel van de Lage Landen. Onbevredigend. Er is nog meer interessants te leren over de dodaars, zo ‘beweegt hij zich door zijn gelobde tenen erg onhandig over het land.’ En: ‘de dodaars ziet er tijdens het zoeken naar voedsel uit als een kleine, drijvende bal met veren.’ Deze beschrijving maakt hem er niet sympathieker op, eerder enigszins monsterlijk. Niet zo vreemd dat hij dan ook op de rode lijst staat, zou je zeggen. Maar dat blijkt geheel andere oorzaken te hebben. Het aantal is “afgenomen door de slechtere waterkwaliteit als gevolg van inspoeling van meststoffen en verstoring ten gevolge van water- en oeverrecreatie.’
Dit alles stemt de natuurliefhebber intens treurig, maar het wordt nog erger: ‘die vertroebeling maakt het voor een oogjager moeilijk om de toch al minder talrijk aanwezige prooien op te sporen.’ Niet alleen komen we er nu achter dat de noordelijke en zuidelijke dodaarsjes blijkbaar tot de klasse der oogjagers behoren, maar wij worden tevens geconfronteerd met het onontkoombare feit dat de mens natuurlijk weer de grote vernietiger is van de mooie natuur in onze leefomgeving. Altijd hetzelfde verhaal. Hoewel, de vertroebeling blijkt ‘vaak verergerd door karpers.’ Rotbeesten. Het is wat. Al met al is dit een aardig onleesbaar stukje geworden. Terwijl het zo mooi begon, met die schattige pluizige duikvogeltjes die ik vandaag voor het eerst in het seizoen weer gezien heb. Al weken keek ik ernaar uit: wanneer zijn die vrolijke dodaarsjes er weer? Bijna dagelijks langs het kanaal fietsend en turend naar de waterkant, waar ze zich meestal ophouden. En waar kom ik nou uit: analyse levert niets op en kan de boel aardig verpesten.