Succesvol of mislukt: je doet het zelf

Paul Verhaeghe beweert in zijn boek ‘Identiteit’ dat wij allen nagenoeg volledig zijn geïnfecteerd met het neoliberalisme. Hij stelt dat neoliberalisme niet langer een economische theorie is, maar een veel ruimere ideologie. In vroegere tijden was de economie altijd ingebed in een geheel van religieuze, ethische en maatschappelijke structuren, maar met het neoliberalisme zou dat niet meer geval zijn; religie, ethiek en maatschappij zijn nu onderschikt aan de ‘markt’. De basis van het neoliberalisme is de overtuiging dat mensen competitieve wezens zijn die vooral uit zijn op het eigen profijt. Slagen of mislukken van individuen hangt volledig af van diens eigen inspanningen: ieder is dus verantwoordelijk voor het eigen succes of falen. Hij verbindt het neoliberalisme met meritocratische idealen die volgens hem dominant zijn geworden in alle geledingen van de maatschappij, die daardoor sociaaldarwinistische kenmerken heeft gekregen. Eigen capaciteiten en volgehouden inspanning gelden in de meritocratie als nieuwe criteria voor maatschappelijk succes.

Volgens Verhaeghe wordt identiteit grotendeels gevormd door de omgeving (hij neemt hierin onmodieus stelling tegen het vigerende idee als ‘Je bent je brein’ zoals verkondigd door o.a. bestsellerschrijver Swaab). Door dit mechanisme brengt het huidige economische bestel het slechtste in de mens naar boven. Een aantal van de door hem genoemde gevolgen: psychodiagnostische criteria berusten steeds meer op sociale normen; dus op wat al dan niet aanvaardbaar is in de maatschappij. Wie afwijkt is gestoord (hoorden we dat al niet in de zeventiger jaren?). Behandeling is derhalve disciplinering (met dank aan Foucault). Het aantal psychosociale klachten is enorm toegenomen. Dit komt o.a. omdat de beschrijving van gedrag dat als problematisch wordt gezien (bijv. door ouders, niet door de kinderen) de status krijgt van een ziektebeeld. Er zijn alleen nog maar hoogbegaafde en gestoorde kinderen, geen ‘normale’. In de arbeidsorganisatie worden werknemers wel verantwoordelijk gemaakt, maar krijgen geen macht. Ze worden amper betrokken bij het nemen van beslissingen. In plaats daarvan geldt vanuit het management het dictaat van kwantificeerbare beheersbaarheid; het obsessieve vertrouwen in de ‘cijfers’. Evaluaties en statistieken scheppen de illusie van controle en voorspelbaarheid, frustreren daarmee in hoge mate werknemers in bijvoorbeeld zorg en onderwijs en vernietigen in een groter verband sociale verbanden in de maatschappij.

Tot zover Verhaeghe. De schrijver biedt een interessante en prikkelde analyse, maar heeft soms wat weinig afstand tot zijn betoog. Hij maakt daarbij een aantal argumentatiefouten wanneer hij bijvoorbeeld iets als een gemeenschappelijk uitgangspunt presenteert (“mijn mening zal door heel wat lezers gedeeld worden”) en daardoor worden zijn hypotheses regelmatig wat al te dwingend. Hij maakt het je moeilijk om het nog anders te kunnen zien. Toch heeft hij een punt. De marktwerking en de succesformule lijken vaak onzichtbaar geïncorporeerd en dwingen tot identificatie. Zelf ben ik altijd geobsedeerd door de plaatjes van mensen waar je niet onderuit lijkt te komen. Plaatjes van mensen zijn blijkbaar overal voor nodig volgens de huidige marketingformules. Bedrijven promoten hun producten op billboards in bushaltes en treinstations vaak met een plaatje van een succesvol lijkend persoon, dat is waar. Het product is vaak niet eens in beeld. Nee, je ziet meestal een goed uiziende man of vrouw van ergens tussen de dertig en veertig, in de kracht van het leven. Hun voornamen staan erbij zodat je nog meer gedwongen wordt om je met hen te identificeren. Laatst nog lag er een folder in de bus van een verzekeringsmaatschappij. Allemaal plaatjes van leuke mensen en fijne gezinnen, ze lachen en lijken elkaar te begrijpen. Ook de uitvaartondernemer. Er wordt daarbij iets serieuzer gekeken, maar het beeld laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Deze mensen weten waarvoor ze kiezen, ze kiezen voor zekerheid, met elkaar en voor elkaar. Verantwoordelijk en bedachtzaam. Verkocht. Het gaat dus allang niet meer alleen over gephotoshopte modellen die de annorexiastatistieken doen stijgen. Nee, het dictaat van het succes sluipt overal in. Daarin heeft Verhaeghe volgens mij wel gelijk.