Ik

Het goede graag-zijn

beoefen ik, de Liedjesprikker:

vrolijk franzen van eindeloos

tot magerjaar, nooit denkend

te leven in de glasmelkse moedeloosheid

van koffiegloren, achten slaan

en dieren tellen tot je erbij neervalt.

Het averechts gemak ben ik,

maar dan linksom gespeld

een zorgend zoogdier, wanhopig

op zoek van geboorte tot geboorte

een klinisch ongenoegen wellicht,

maar wel lekker

vermetel en vrij

als vrolijke splinters in het bloed

slag na slag

ader na ader

mijn einde tegemoet.